Galerij

Migrant uit Mokum

Om tien uur staan er al klanten te wachten tot de kringwinkel opent. Veel mensen komen omdat tweedehands spullen goedkoper zijn. Sommigen zoeken handel voor  een extra grijpstuiver. Een enkeling vindt een parel. Een maand geleden werd een vaasje van één euro voor vijf en halve ton geveild. Er zijn mensen die even hun huis uit moeten om onder de mensen te zijn. “Ik was in de buurt,” ik dacht “ik spring even binnen.”

In het kantoor staan twee agenten te praten met de coördinatrice van de winkel en vullen de ruimte helemaal. Hun uniform heeft fel oplichtende strepen. Aan de koppelriem zie ik een pistool, een spuitbus, een ploertendoder en onbekende dingen. De zilverkleurige handboeien zijn een sieraad tussen het zwarte gereedschap. Aan hun borst hangt een grote walkie talkie met antenne. De schoenen lijken licht opgepompt, alle attributen zijn ‘dik’. De agenten bewegen hun armen en bovenlichaam wat stroef. Ze staan er kalmpjes bij. In de winkel is niets van hun aanwezigheid te merken.

Drie vrolijke jonge gasten komen de winkel niet zomaar binnen, ze maken entree. Ze spreken Nederlands, Engels en Frans door elkaar. Hun kleding verraadt een voorkeur voor zwart en een vleugje bling. Ze zijn niet op zoek naar iets om te kopen. De jongste van hen: “Wat bent u aan het doen?” “Hier kun je vierkanten op tafel tekenen voor 1 euro per stuk. Strepen 1,50.” Soms raken mijn flauwe grapjes de juiste snaar. Geld blijkt een interessant onderwerp. “Wordt u beroemd? Hoeveel zijn die dingen op tafel waard?” De andere twee komen er bij, misschien zijn ze familie. Ze nemen een stift van me aan en beginnen vierkanten te tekenen. De jongste draait zich om en begint alle voorwerpen één voor één in de zakken van zijn jas te stoppen. Ook de pipo die Annemie heeft betekend. “Salut, hè!”, zegt hij met een stoïcijnse uitdrukking op zijn gezicht, en loopt richting uitgang. Bij de deur draait hij zich om, vouwt dubbel van het lachen. Een oudere vrouw vraagt of hij lastig is. “Nee hoor,” zeg ik “hij is helemaal in orde. Wilt u hem kopen?” “Hem?” roept ze, “hij is mijn zoon!”

“Oh, in dat geval kunt u hem misschien beter verkopen.” Ze kijkt me taxerend aan. Met een lachje noemt ze haar prijs: “Voor een kilo heroïne is ie van u.” Ons lachen rolt door de winkel.

Een kwieke heer komt binnen en heeft me meteen in de smiezen. Op mijn uitnodiging om mee te tekenen gaat hij zonder aarzeling in. Hij neemt de stift aan en draait de dop eraf. In zijn Vlaams hoor ik een bekende tongval. Ha, hij is geboren en opgegroeid in Amsterdam, waar ik meer dan twintig jaar woonde, waar mijn kinderen zijn geboren! Het maakt ons in twee minuten oude bekenden.

Toen ze getrouwd waren, lukte het Anton en zijn lief niet om woonruimte te vinden. Ook toen was er gebrek aan betaalbare woningen. “Zo is het gekomen dat we in 1965 naar Antwerpen gingen en in Merksem kwamen wonen. Reken maar uit, dat is dus vierenvijftig jaar geleden.” Behalve de uitkomst van de som verraadt een waasje over de ogen zijn leeftijd. 

“Kijk, als decoratieschilder was er genoeg werk toen, en nog steeds hoor.” Hij lacht met heel zijn gezicht. “Ik klim nog altijd een ladder op om het plafond te sauzen of een muur te behangen. Ik kan niet stil zitten, weet je.” Met elke zin spreekt hij meer Amsterdams; of verbeeld ik me dat? “Ik mis nog wel eens de directheid van Nederlanders. Hier duurt het langer voor je weet wat je echt aan de mensen hebt. Maar als ze je dan eenmaal omarmen kom je niet gemakkelijk meer van ze af”, voegt hij er met een knipoog aan toe. 

“Ik hou er van om reizigers te bekijken in de buurt van het Centraal Station. Dat is altijd zo mooi: mensen in beweging; misschien wel op weg naar de andere kant van de wereld of juist terug daar vandaan. Dat doe ik elke week een uurtje.

Maar eh, ajuparaplu, ik ga ik mijn vrouw halen. We gaan dansen.”

Galerij

De zachte kracht

Een man met zijn haar alle kanten op komt ’t Werkhuys binnen. Hij loopt naar onze tafel bij het raam en kijkt wat we tekenen. Met een papieren bordje geeft hij de jongen een vriendschappelijk tikje op het hoofd en loopt door naar de bar. De jongen merkt het niet. Mijn vraag hoort hij wel, en hij kijkt de man achterna.

“Dat is de circusmeester, ik zit op circusles. Er doet ook een meisje mee dat steeds dierengeluiden maakt. Dat snap ik niet.” De jongen spreekt enthousiast, zijn onderkaak mist een rijtje tanden.

“Mijn moeder is juf bij mij op school. Niet in mijn klas, dat is verboden. Ik ben in klas drie. Mijn moeder in klas 1.” Ontspannen maar geconcentreerd tekent hij vierkantjes op de tafelpoot. Ze worden na elk rijtje kleiner. “Mijn moeder heeft een keer op een beker van u getekend. Helemaal met strepen om de beker heen. Doet u dit tekenen met vierkantjes en strepen voor een goed doel?”

Ik antwoord dat het niet voor een goed doel is, dat ik kunstenaar ben. Dat ik het saai vind om in mijn eentje te tekenen en daarom in het lunchcafé ben.

“Een kunstenaar is toch iemand die voor het museum werkt?” 

Ik vertel dat ik dingen uit de Collectie Jaap Kruithof van het MAS kreeg, en die allemaal wit verfde. Dat ik ze mee neem naar ontmoetingsplekken om er met bezoekers op te tekenen, zoals met zijn moeder. Nu ik met deze jongen praat klinkt het als een ingewikkeld verhaal. Maar hij knikt energiek en zegt: “Het is leuk om te tekenen en juist heel gezellig zo!” 

De mensen van De Roma vertrekken. Elke woensdag zijn ze er met een groep. Op één man na, tekent niemand van hen mee. Ik ben benieuwd of dat gaat veranderen als ze me langer kennen.

“Een paar dagen geleden zou ik meedoen aan een reclame voor Turkije.” De jongen kijkt op van de kleine vierkanten die hij tekent. Zijn helder blauwe ogen laten de sproetjes blinken. “Voor tv.”

“Dan kun je veel geld sparen”, zeg ik. “Het is schandalig hoeveel daarvoor wordt betaald!”, zegt zijn moeder vanaf een paar tafels verder. Ze heeft haar bord bijna leeg. Haar vader eet soep. 

“Dat is mijn opa. Ik heb geen trek vandaag”, en hij tekent rustig verder. “De reclame ging niet door, ik was niet groot genoeg.” Zijn moeder rolt met haar ogen en sluit ze dan even. Ik zie maar weinig mensen die slapen, bedenk ik me. “Dank u voor het mee tekenen, ik moet nu naar de circusles.” Hoe weet die jongen de tijd? Er hangt nergens een klok.

Opa en moeder van de jongen beginnen een dobbelspel. Ze praten op een vertrouwde huiselijke manier met elkaar. Het geluid van de rollende stenen mengt zich met gespreksflarden en de blues uit de luidsprekers. Vandaag staat de muziek harder dan vorige weken. De bardame is eindelijk terug van een reis door Congo, waar ze een goede vriend bezocht. “Nee, dat was niet fijn.” Ik kijk haar verbaasd aan. “Het was traumatisch! Schietpartijen, niet te geloven. Mensen levend verbrand. Voor mijn ogen! Ik ben blij dat ik nog leef. Vannacht was de eerste nacht uit vijf zonder nachtmerries.” Ze vertelt met bibbers in haar stem. “Sorry, de verse munt is op.” Ze schenkt kokend water in het theeglas.

Om half vier komen snel na elkaar een Aziatische man en vijf vrouwen binnen. Ze begroeten elkaar uitbundig, opgewonden bijna. Ze draaien om elkaar en dan ineens, zitten ze rond een tafel. Ik realiseer me dat ik niet weet of het Japanners, Taiwanezen, Koreanen of Chinezen zijn. Twee dragen een soort judo pak. Behalve hun mond praten ze met hun handen, armen en ogen; in vloeiende bewegingen. De soep is klaar en wordt opgelepeld. Het gesprek gaat geanimeerd door. De man drinkt Westmalle tripel bij de soep, de vrouwen koffie en thee.

“Wij zijn hier al heel lang, hoor”, zegt de vrouw met kaarsrechte pony in onvervalst Vlaams. Ze glimlacht naar me. Ik voel me betrapt. “We doen hier Tai Chi.”

Galerij

315 km per uur

Iedereen zit pratend of lezend de lunch naar binnen te werken. In ’t Werkhuys zijn de ramen zijn beslagen, alle tafels bezet. De lampen boven de biljarttafels maken de groene lakens los van de omgeving, de twee kleurvlakken lijken te zweven. Bij de zithoek met de bank en de plank met kinderboeken is nog ruimte om me te installeren. Ik zet het Ikea tafeltje en de Kruithof spullen op tafel. Niemand hier heeft mij gevraagd in hun dagelijks leven te komen. Toch ben ik er weer. 

“Goedemiddag, ik heb een uitnodiging voor u.”

De lepel met soep blijft even hangen, er is oogcontact als ik mijn brief geef. “Als u meer weten wilt of mee wilt doen, ik ben daar.” en wijs naar mijn plek. De meesten nemen een hap en beginnen de uitnodiging te lezen. Bij een enkeling blijft de lepel in de lucht hangen terwijl zij leest. Na het geven van de uitnodiging loop ik naar de bank en ga vierkanten tekenen op het Ikea-tafeltje. De lepel met soep blijft even hangen, er is oogcontact als ik mijn brief geef. 

“Kunt u zeggen, als ik een voorwerp van u, van Kruithof beteken, zijn daar kosten aan verbonden?” Ik stop met tekenen en zie een statige vrouw in soepel vallende kleding. “Kan ik het ook echt mee naar huis nemen?” “Tekenen is gratis, mee naar huis nemen ook.” antwoord ik. Ze schudt haar krullen met een zwiep naar achteren en kijkt me aan. Haar ogen zijn indringend, bijna zwart. Ze laat de tassen met een plof vallen en gaat op de andere stoel zitten.

“Wil je ook tekenen?” Haar dochter negeert de vraag en klimt op de bank. Ze stapelt de kussens tot een hut en verdwijnt.

Blokje voor blokje maakt de stift in haar hand het dambordpatroon groter. Haar nagels lijken haar echte nagels te zijn. De boothals van haar donkerblauwe jurk is diep uitgesneden. Aan het dunst denkbare kettinkje bungelt een gouden kruis. Het trekt mijn blik naar beneden. Ze wiegt haar bovenlichaam met langzame korte bewegingen. Ze ondersteunt haar wang met de palm van de hand. Een zwart bh-bandje plooit over het kuiltje van haar sleutelbeen. “Weet u dat het verslavend is, vierkanten tekenen?” zegt ze voor zich uit.

De dochter maakt van de bank een raceauto en scheurt met hoge snelheid over haar denkbeeldige circuit.

“Shhhhhhh!!”, wordt er vanachter het biljart gesist.

“Hé!! Kan het wat stiller!”, wordt dan geroepen. Pas na drie keer kijkt de moeder op en draait haar hoofd langzaam in de richting van de biljarters. “Het is hier geen speeltuin!”, roept een van hen.  Alle aanwezigen kijken van de man die door het Kaffee roept naar het meisje, naar de moeder en terug opnieuw.Pas na drie keer kijkt de moeder op en draait haar hoofd langzaam in de richting van de biljarters. 

De dochter stopt in haar spel, haar benen hangen over de rugleuning van de bank. Met het hoofd ondersteboven kijkt ze van de biljarter naar haar moeder. Die verroert geen millimeter, alleen haar hand met de stift blijft het ene na het andere vierkantje tekenen. Het is stil in het Kaffee. De moeder glimlacht en zegt: “Demp je stem wat, wil je.” Het meisje glijdt van de bank, leunt tegen haar moeder en kruipt onder haar arm. De gasten buigen zich opnieuw over hun bord, gesprekken worden terug opgepakt.

“Nu heb ik pech, mam,” zegt ze, “een klapband. Gelukkig ben ik niet uit de bocht gevlogen.”  Ik geef het meisje een zwarte stift. De tekening is plots anders, we tekenen een finishvlag. 

Galerij

Hans en Grietje

Welke route ik ook kies naar NOVA in Kiel, met de fiets sta ik de helft van de reistijd stil; te wachten op groen licht. Er staan vaak meer fietsers te wachten, maar tot gesprekken komt het niet. Soms wel bij het derde rode stoplicht op rij. Sommigen lezen en versturen een bericht, mailen of kijken bij zichzelf naar binnen. Ik kijk om me heen, de medewachters, hun snotneuzen, traanogen, mutsen en handschoenen in alle soorten en maten. Aan elk gebouw is iets te zien dat afwijkt. Bomen staan er bloot bij. 

Ook vandaag sta ik te wachten. Er is geen ander verkeer in de buurt, ook geen voetganger. Wat beweegt is de motregen. Bladeren dwarrelen uit bomen. Een man op twee hoog is bij het raam komen staan. Hij kijkt naar de regen en de bomen. Misschien ziet hij zichzelf, weerspiegeld in het raam.

Vaak, heel vaak voel ik sterke drang om het rode licht te negeren. Ik oefen mijn beheersing sinds ik in hier ben en nu, na drie maanden, merk ik verandering. Gedwongen stilstaan heeft een kwaliteit: de lucht boven de stad is een weids uitzicht en altijd in beweging.

Hoe vies het weer het ook is, bij NOVA binnen lijkt het zonnig. De ingang met grote ronde ramen in het dak zijn monumentaal. Denk niet aan een buurthuis, denk aan een museum van internationale allure. Ik richt samen met Hamid mijn werkplek in. Daar doen we een minuut of vijf over en dan ben ik klaar om te beginnen tekenen met wie zin heeft.

Kris neemt de stift aarzelend aan, kijkt langs me in de richting van de receptie. Ze is speciaal gekomen om mee te tekenen, maar iets lijkt haar nu tegen te houden. “Zo op de tafelpoot heeft de hand al niet echt steun”, zegt ze. Haar eerste vierkantjes vallen bijna van de poot af.

Touria tekent snel een grid met vierkanten. Ze kijkt ernaar en zegt “kijk, dit is een muur, met de stenen een beetje rommelig op elkaar.” Ik zie dunne elkaar kruisende lijnen. Als het stenen in een muur waren, hadden ze verschillende afmetingen, in wild verband gemetseld. Ik vertel dat ze een wolkenlezer is. Iemand die olifanten, monsters, gezichten en andere dingen in wolken ziet. 

Ze kijkt me met grote ogen aan. Haar wangen kleuren, de linkerwenkbrauw maakt een dansje. Heb ik iets verkeerd gezegd?

“Dat is toch onvoorstelbaar, nee? Ik zet een paar lijnen, zeg: kijk, een muur. En dan benoem jij één van de belangrijkste dingen in mijn leven!” In één adem vervolgt ze: “Wolken bieden troost, geven me kracht, inspireren. De lucht is universeel, niemand heeft wolken in bezit, ze komen en gaan volgens eigen wetten. Een foto van een wolkenlucht met ondergaande zon kan genomen zijn in Marokko of hier op het Kiel, je ziet geen verschil. Aan zee is er de meeste lucht. Daar ga ik in mijn eentje heen en film de wolken. Thuis zet ik de TV aan en kijk naar mijn wolkenvideo’s. Zie, zie, zoals deze.” Haar hand trilt. “Als ik in de file sta, kijk ik naar boven en fotografeer wolken. Soms stap ik uit.”

Als de zoon van Mouina mee komt doen start Kris een spel. Ze tekenen om de beurt. Hij mag aangeven wat het wordt: Carré. Grand. Petit, ligne! Ik zie Kris met rechts tekenen, dan met links en even later weer met rechts. “Als kind werd ik geforceerd om rechts te schrijven. Zie je het voor je? Inkt uit het potje in de lessenaar, mijn hand die door de juist geschreven letters veegt.” 

Een oud-collega komt binnen lopen en begroet haar. Na een stevige omhelzing zegt Kris: “Griet, dit is Hans, Hans dit is Griet.”

Ik kijk Griet aan en begin te lachen. 

Foto: Vis als berglandschap. Met dank aan het familie uitstapje van Hilda.

Galerij

Groen licht

 “Ik weet niet of dat buiten zetten van voorwerpen zo een goed idee is. Het is sluikstort.” Ze zitten twee tafeltjes verder me in ’t Werkhuys. De Kruithof spullen staan uitgestald. Ik stop met vierkanten tekenen op het Ikea-tafeltje.

Hij wrijft een zilvergrijze lok uit zijn ogen. Aan zijn vinger blinkt een trouwring. “Daar wordt op gehandhaafd. Ik kan daar een boete voor krijgen hè.” De vrouw kiest een beker om thuis te betekenen. Eenzelfde beker, die vorige week door Nicole met strepen is betekend, wil ze graag mee. “Zó schoon als die is!” Het valt me weer eens op dat alle vrouwen hun haar verven en hun wenkbrauwen epileren. “We gaan over een paar minuutjes naar de middagfilm in de Roma.” Terug aan hun tafeltje bladeren ze door cultuuragenda’s en de wijkkrant. 

“Alleen strepen?”, vraagt het meisje met de rode trui dat naar mijn tafel is gekomen. Tussen twee en half vier is rustig in het Kaffee. “Ja, graag,” antwoord ik, “vierkanten op de tafel en strepen op de voorwerpen.” “Schuine strepen, kan dat ook? En gekruiste strepen?” “Alles strepen zijn goed.” Ze buigt zich over het vaasje, klemt haar lippen op elkaar, haar mond wordt een streep. Dan valt haar blonde haar sierlijk in een tent om haar hoofd. Voor het eerst hoor ik biljartballen kaatsen. “Kijk, dit is géén vierkant!” Ze wijst op een vierkant. “Het zijn tien streepjes tegen elkaar. Alleen zie je de streepjes niet meer.” Lachend zeg ik: “Met strepen kun je alles tekenen, alle tekeningen zijn opgebouwd uit strepen. Hoe vind je dat?” Ze luistert al niet meer.

Als ik na afloop van het tekenen mijn fiets van het slot doe, staat er iemand naast me. Het is de man van de ‘sluikstort’. “De film was zeer indrukwekkend, één uit een reeks over de bureaucratie in het oude Oostblok. “Je bent hier pas sinds kort? Je moet hier niet voor alles willen betalen, hè. Eerst heb je een A-kaart nodig. Woon je hier in de stad?” “Ja. Maar ik ben ingeschreven in Nederland.” “Ik denk niet dat je die dan kunt krijgen.” Ik tast in mijn broekzak en zie dat hij dure bruine schoenen draagt met een roestig patina. Dan toon ik hem de glimmende rode kaart. “Gratis gekregen in de bieb.” “Ah, het kan dus wel!” Hij lacht en oogt tien jaar jonger. “Dus, als je gaat zwemmen, betaal je nooit! Tien spaarpunten zijn goed voor één keer zwemmen. Ik zwem één keer per maand, altijd gratis. Als je vaker gaat zwemmen werkt het niet. Zwem je?” “Twee keer per week, soms drie.” “Hm. De bioscoop! Zondags kun je voor € 6,80 twéé films zien. Je moet vóór twaalf uur naar een film. Van te voren kijk je welke film je daarna wilt zien. Je blijft binnen tot de volgende film begint. Neem een krantje mee of een boek of allebei, dan heb je wat te doen. Je kunt de hele dag binnen blijven als je wilt. Ik kan best een ticket betalen voor elke film. Daar gaat het niet om. Ik steel nooit uit winkels en betaal mijn belasting. Het is een sport om de weeffouten te vinden. Natuurlijk is het moreel verwerpelijk. De ‘categorische imperatief’ van Kant, ken je die? Die zou je moeten kennen. Als iedereen het doet, ja, dan. Maar de meesten doen het niet, hè.”

Hij vouwt de krant dubbel om zijn boek, steekt het pakket in de fietstas, stapt op en rijdt naar het kruispunt. Het stoplicht is rood, hij stapt af. Behalve hem zie ik geen verkeer. Wikipedia zegt mij dat de ‘categorische imperatief’ het moreel bewustzijn is dat wij mensen hebben. Wij zijn ons van onze vrijheid bewust en ook van de vrijheid van alle andere mensen. “Als iedereen dat zou doen wordt het chaos.” Mijn oma, mijn vader, de moeder van Jan en zoveel andere mensen zeiden dat tegen me. Zelfs op de kunstacademie begon mijn hoofddocent met deze tegenwerping. Pas nu, zoveel jaren later, vraag ik me het niet meer en begin gewoon.

Het licht springt op groen. Hij stapt weer op en gaat rechtsaf, de hoek om. 

Galerij

Antwaarps, hiel sumpel!

“Wilt u met mij mee vierkanten tekenen op deze tafel?”

Het is de vraag waarmee ik mensen uitnodig. Vandaag in Kringwinkel Merksem beginnen sommigen er hard om te lachen. Niet zo raar, mijn vraag komt op een onverwacht moment én op een onverwachte locatie. En ja, het is een vreemde vraag. Sommige gedachten kun je van het voorhoofd af lezen: ‘Zie ik het goed…hier staat een volwassen man…midden in de winkel…een Nederlander…hij wil vierkantjes op een tafeltje tekenen…hij vraagt mij om dat ook te doen!’ Sommigen draaien zich met een vriendelijk knikje om en gaan verder. Sommigen kijken me aan en vragen:

“Waarom wilt u dat ik vierkantjes teken? 

Op de andere locaties komt de vraag ook terug en ik antwoord: iedereen kan vierkanten tekenen, tweejarigen, anderstaligen, hoogopgeleiden, mensen met dementie, zonder uitzondering iedereen. Er is weinig concentratie nodig en de gedachtenmolen komt tot rust, het is meditatief. Voorstellen of kennismaken is niet nodig voor een ontmoeting tijdens vierkanten tekenen.

“Waarom wilt u dat wij vierkantjes tekenen?”

Het is een vraag die een gesprek tussen ons, vreemden, makkelijker maakt. We maken samen iets dat bijzonder wordt, een nieuwe betekenis krijgt.

De mannen kijken elkaar fronsend aan, nemen een stift en beginnen te tekenen. Onder hun overhemd dragen ze allebei een wit T-shirt, je ziet er alleen een randje van. “Wij doen een vriendendag”, zegt de man met de blauwe bril. “Dit is de derde kringwinkel van vandaag”, zegt de ander in de grijze trui, “en we gaan er nog naar twee of drie. We hebben hier plezier in. In de zomer doen we dit met de motor.” Voordat ze verder trekken komen ze de vangst laten zien. Klein glaswerk verpakt in oude kranten en een platte groene vaas. De glazuurlaag is gekrakeleerd in kleine barsten. Een vergelijking met een platvis is zo gemaakt. “Hij heeft net zijn vrouw gebeld, maar die neemt niet op. Die weet al hoe laat het is”, zegt de man met de bril lachend. Geen plek meer in huis? 

“Nee. Maar zie hoe mooi dit is. En dat voor 2 euro!” Hij kijkt ontroerd naar de vaas in zijn handen.  “Vanmiddag gaan we biljarten en drinken een biertje. Zo sluiten wij elke vriendendag af.”

“Wilt u met mij mee vierkanten tekenen op deze tafel?”

Nu is het een jongen van een jaar of acht die het vraagt. “Het kunnen toch ook rondjes, strepen, of andere vormen zijn, waarom dan juist vierkantjes?” Ik dacht even na. “Oh”, zei hij, “ik zie het al. De tafel is ook vierkant.” En hij was vertrokken met tekenen.

Het lijkt tegenstrijdig, ik heb met veel mensen contact en tegelijkertijd voel ik me alleen, eenzaam. Ik heb nood aan ontmoetingen. Dat klinkt dramatisch misschien, maar het is een universele en existentiële behoefte. Alle mensen, wij allemaal, willen met anderen in verbinding staan, ons verhaal vertellen en dat iemand  luistert. Vierkanten tekenen op Ikea tafels maakt dit indirect zichtbaar en tastbaar. Het voorziet in een behoefte voor hen die meedoen en voor mij.

“Ik heb mijn oude werk nog eens gedaan.” Ze haalt een stapeltje papieren uit haar handtas en vouwt het open.” In andere tijden was ze lerares Nederlandse taal. 

“Ik heb het verhaal ‘Huidhonger’ gelezen op je website. Het is te zien dat je nog niet zo veel hebt geschreven, dat kan beter. Kijk, om te beginnen, de titel. De titel is een woord dat niet bestaat, dat kan natuurlijk niet. En dan meteen de eerste alinea, waar gaat dat over? Over spirituele energie? Ik heb de alinea drie keer gelezen maar begrijp het nog steeds niet. Vertel me, wat ‘stroomt er op je hoofd en dan op je schouders’ etcetera? Nou? Oh, is het water dat over je hoofd en schouders etcetera stroomt! Noem het beestje bij de naam!” Dank je, helder. Ik ga het aanpassen.

De les is nog niet voorbij. “We beginnen vandaag ook maar meteen met de Antwerpse taal. Hoe leer je Antwaarps? Antwaarps leren, kijk hier waar ik wijs, ’t is hiel sumpel! Ent goa vanzelfst. De truc is om een zin tot één woord samen te vatten.

Ze hebben u in de maling genomen wordt: Zemmenouligge.

Hij praat nonsens = Azeiwerriswa.

Wat sta je daar nu te kijken = Oestooderna?

Wasseitum, wat heeft hij gezegd?

Galerij

Huidhonger

Het water stroomt op mijn haar, mijn schouders, over heel mijn lijf. Mijn huid opent. Het streelt mijn baardhaartjes. Mijn voeten warmen op. Elke porie warmt op. Op mijn hoofd komt het krachtig aan, masseert. Ik draai, massage in mijn nek. Onder de huid gloeit het nu. Diep, heel diep adem ik. Mijn netvlies toont een lichtfris kleurenspectrum. Het raam is beslagen, de dag is begonnen. Ik maak me klaar om te gaan tekenen in ’t Werkhuys in Borgerhout.

Ruimtes waar je weet dat kijken alleen met de ogen mag zijn in de meerderheid, zeker zodra het over tentoonstellen gaat. Voor de zekerheid gewaarschuwd door een veelvoud aanwijzingen die onderdeel van de dingen lijken. Het instinct van bezoekers is soms, vaak, sterker; er klinkt acuut een alarm, een stem: “Niet aanraken aub!”. 

Elke aanraking laat vettigheid achter, materiaal slijt onzichtbaar. Tastende of liefkozende aanrakingen maken brons aan het glimmen. Alleen al geraakt door daglicht breekt verf, krijt, inkt, papier af en verliest glans. Pas jaren en jaren later zie je de verandering. Als iedereen het beduimeld heeft, tja.

Op de foto hier onder staan mijn voorwerpen op regelmatige afstand in rijen naast en boven elkaar. In het licht van de Zomeracademie bij Brussel ogen ze fluwelig wit marmer. Wanneer gips net gestukt of gegoten is, toont zich eenzelfde witheid. Met verfspuit aangebracht geeft een verzameling minuscule druppels grondverf een sneeuwhuid die oh, zo zacht oogt. Niemand die ze durft aan raken, sereen zoals ze daar staan.

Ik voel de nood, de noodzaak van kijken door aanraken, de beste manier om te doorgronden waar dingen van gemaakt zijn. Door te voelen ontdekken wat er onder het fluwelen oppervlak is; het gewicht, de substantie, de temperatuur. Stel je voor dat dit ding, deze pipo, gemaakt blijkt van nylon en hol is of juist massief van hout, steen of brons; dat zijn drie verschillende pipo’s. Lees je een tekstbordje, dan kijken je hersenen. Hoe kan je van een ding houden zonder aanraking? Je mist de essentie, dingen willen, nee moeten, aangeraakt worden. Kun je helemaal van een ander houden zonder enige aanraking? Kun je helemaal van jezelf houden zonder enige aanraking? Wat wordt er precies bewaard als er niet wordt aangeraakt?

Tekenen is de aanraking van de hand en de stift. Van de punt van de stift en het voorwerp. Van het voorwerp en de ondergrond waar het op staat; van de ondergrond en de omgeving. De aanraking van de ene mens en de medemens. 

Leven zonder aanraken, stel je dat eens voor.

Galerij

Valse handtekening

Nadat haar puzzel gedaan is komt M. mee tekenen. Ze is zwart gekleed en heeft haar haar met speldjes opgestoken. Nu ze staat blijkt ze groot. Achter de goudkleurige bril sprankelen haar ogen. Dan valt de massieve moderne ring op. Is dit is een grande madame?

“De zwarte blokjes op de tafel doen meteen denken aan Vasarely, die van de optische kunst. Toen we nog werkten verkochten mijn man en ik brocante op de markt. Ja, dan moet je weten wat iets is om de waarde te kennen.”

“Ik dacht te komen lunchen maar had geen trek. Ik kan precies doen wat ik wil. Dat maakt het fijn om ouder te worden. Een ander voordeel is dat ik me nooit zorgen maak; ik heb het allemaal meegemaakt.”

“Mag ik ook op deze spullen tekenen? Is dat de bedoeling? Dan kies ik de vaas. Jaap Kruithof ken ik van naam maar zijn boeken heb ik niet gelezen. Etienne Vermeersch wel. Hij schreef over het milieu, onder andere. Hij was professor in Gent.”

“Ik houd van zo te tekenen. Eenmaal begonnen kan ik niet stoppen”.

“Nee, ik heb altijd alles verkocht. Hoe mooi sommige dingen ook waren, het was handel. Porselein van Boch-Frères vond ik heel bijzonder. Art Deco. Ken je Boch-Frères niet? Vooral de ontwerpen van Charles Catteau. Ik had een vaas, die wilde ik toch niet kwijt. Een klant deed een bod van 10.000 toen nog Belgische Frank, maar dat vond ik niet de moeite. Jaren daarna kon ik de vaas gratis laten taxeren. En wat denk je dat ie waard was, ik zal het je zeggen, de taxateur kwam op 100.000 BEF.  Dat is nu omgerekend ongeveer 25.000 euro!” 

“Elke week ga ik bij mijn nicht lunchen. Ze heeft altijd een doos vol kaas en vlees. Elke week wijst ze aan wat bijna over de houdbaarheidsdatum is. Dat moet ik eerst eten zegt ze. Nee, dat doe ik niet, ik kies zelf wat ik eet, antwoord ik elke week. Ze doet of ze mijn moeder is. Ik begrijp het niet, waarom koopt iemand alleen zoveel verschillend beleg? Ik heb zelf één beleg, dat is genoeg. Mensen maken het vaak zo ingewikkeld en moeten dan de controle houden. Ik kan daar precies niet tegen en durf het zeggen. Kritisch kunnen zijn is ook een voordeel van mijn leeftijd. Volgende maand ben ik jarig. 76! Dan gaan we met mijn man en nicht uit eten. Ik denk naar de Italiaan.” 

“Als ik thuis kom en er is niemand wordt ik bang. Mijn man kan ik wel bellen op zijn mobiel, maar die neemt hij nooit mee naar buiten. Hij is vaker thuis dan ik omdat hij moeilijk loopt. Hij is 80. Nu heeft hij een rolstoel maar binnenkort komt een scootmobiel. Hij gaat wel naar buiten. Met de bus –die stopt hier voor de deur- gaat hij naar Centraal Station en van daar met de leenfiets naar De zeven Schaken. Dat is een sociaal restaurant waar ik voor 3 euro eet. Normaal kost het 8 euro, maar met, kom, hoe heet het, met het Kansentarief van de A-kaart 3. Ik heb geen Kansentarief maar ik hoef mijn kaart nooit te tonen.”

“Zal ik de vaas signeren met Catteau, lijkt je dat geen leuk idee?”  

“Hopelijk ga ik eerder. Mijn man is veel zelfstandiger en kan zich beter op zijn eentje redden. Hij is ook zo nuchter, denkt meer aan de praktische dingen.”

“Wil je een zuurtje?” Ze opent een plastic bewaardoosje met vijf of zes Napoleons. “Toe, neem er één. Als je hem kapot bijt, komt het zoete zuur.” 

Als ik vertrek tekent M. rustig verder. Nu op de vis. Die neemt ze straks mee naar huis om verder te betekenen. 

’t Werkhuys, Borgerhout.