
Iedereen zit pratend of lezend de lunch naar binnen te werken. In ’t Werkhuys zijn de ramen zijn beslagen, alle tafels bezet. De lampen boven de biljarttafels maken de groene lakens los van de omgeving, de twee kleurvlakken lijken te zweven. Bij de zithoek met de bank en de plank met kinderboeken is nog ruimte om me te installeren. Ik zet het Ikea tafeltje en de Kruithof spullen op tafel. Niemand hier heeft mij gevraagd in hun dagelijks leven te komen. Toch ben ik er weer.
“Goedemiddag, ik heb een uitnodiging voor u.”
De lepel met soep blijft even hangen, er is oogcontact als ik mijn brief geef. “Als u meer weten wilt of mee wilt doen, ik ben daar.” en wijs naar mijn plek. De meesten nemen een hap en beginnen de uitnodiging te lezen. Bij een enkeling blijft de lepel in de lucht hangen terwijl zij leest. Na het geven van de uitnodiging loop ik naar de bank en ga vierkanten tekenen op het Ikea-tafeltje. De lepel met soep blijft even hangen, er is oogcontact als ik mijn brief geef.
“Kunt u zeggen, als ik een voorwerp van u, van Kruithof beteken, zijn daar kosten aan verbonden?” Ik stop met tekenen en zie een statige vrouw in soepel vallende kleding. “Kan ik het ook echt mee naar huis nemen?” “Tekenen is gratis, mee naar huis nemen ook.” antwoord ik. Ze schudt haar krullen met een zwiep naar achteren en kijkt me aan. Haar ogen zijn indringend, bijna zwart. Ze laat de tassen met een plof vallen en gaat op de andere stoel zitten.
“Wil je ook tekenen?” Haar dochter negeert de vraag en klimt op de bank. Ze stapelt de kussens tot een hut en verdwijnt.
Blokje voor blokje maakt de stift in haar hand het dambordpatroon groter. Haar nagels lijken haar echte nagels te zijn. De boothals van haar donkerblauwe jurk is diep uitgesneden. Aan het dunst denkbare kettinkje bungelt een gouden kruis. Het trekt mijn blik naar beneden. Ze wiegt haar bovenlichaam met langzame korte bewegingen. Ze ondersteunt haar wang met de palm van de hand. Een zwart bh-bandje plooit over het kuiltje van haar sleutelbeen. “Weet u dat het verslavend is, vierkanten tekenen?” zegt ze voor zich uit.
De dochter maakt van de bank een raceauto en scheurt met hoge snelheid over haar denkbeeldige circuit.
“Shhhhhhh!!”, wordt er vanachter het biljart gesist.
“Hé!! Kan het wat stiller!”, wordt dan geroepen. Pas na drie keer kijkt de moeder op en draait haar hoofd langzaam in de richting van de biljarters. “Het is hier geen speeltuin!”, roept een van hen. Alle aanwezigen kijken van de man die door het Kaffee roept naar het meisje, naar de moeder en terug opnieuw.Pas na drie keer kijkt de moeder op en draait haar hoofd langzaam in de richting van de biljarters.
De dochter stopt in haar spel, haar benen hangen over de rugleuning van de bank. Met het hoofd ondersteboven kijkt ze van de biljarter naar haar moeder. Die verroert geen millimeter, alleen haar hand met de stift blijft het ene na het andere vierkantje tekenen. Het is stil in het Kaffee. De moeder glimlacht en zegt: “Demp je stem wat, wil je.” Het meisje glijdt van de bank, leunt tegen haar moeder en kruipt onder haar arm. De gasten buigen zich opnieuw over hun bord, gesprekken worden terug opgepakt.
“Nu heb ik pech, mam,” zegt ze, “een klapband. Gelukkig ben ik niet uit de bocht gevlogen.” Ik geef het meisje een zwarte stift. De tekening is plots anders, we tekenen een finishvlag.