“Ik weet niet of dat buiten zetten van voorwerpen zo een goed idee is. Het is sluikstort.” Ze zitten twee tafeltjes verder me in ’t Werkhuys. De Kruithof spullen staan uitgestald. Ik stop met vierkanten tekenen op het Ikea-tafeltje.
Hij wrijft een zilvergrijze lok uit zijn ogen. Aan zijn vinger blinkt een trouwring. “Daar wordt op gehandhaafd. Ik kan daar een boete voor krijgen hè.” De vrouw kiest een beker om thuis te betekenen. Eenzelfde beker, die vorige week door Nicole met strepen is betekend, wil ze graag mee. “Zó schoon als die is!” Het valt me weer eens op dat alle vrouwen hun haar verven en hun wenkbrauwen epileren. “We gaan over een paar minuutjes naar de middagfilm in de Roma.” Terug aan hun tafeltje bladeren ze door cultuuragenda’s en de wijkkrant.
“Alleen strepen?”, vraagt het meisje met de rode trui dat naar mijn tafel is gekomen. Tussen twee en half vier is rustig in het Kaffee. “Ja, graag,” antwoord ik, “vierkanten op de tafel en strepen op de voorwerpen.” “Schuine strepen, kan dat ook? En gekruiste strepen?” “Alles strepen zijn goed.” Ze buigt zich over het vaasje, klemt haar lippen op elkaar, haar mond wordt een streep. Dan valt haar blonde haar sierlijk in een tent om haar hoofd. Voor het eerst hoor ik biljartballen kaatsen. “Kijk, dit is géén vierkant!” Ze wijst op een vierkant. “Het zijn tien streepjes tegen elkaar. Alleen zie je de streepjes niet meer.” Lachend zeg ik: “Met strepen kun je alles tekenen, alle tekeningen zijn opgebouwd uit strepen. Hoe vind je dat?” Ze luistert al niet meer.
Als ik na afloop van het tekenen mijn fiets van het slot doe, staat er iemand naast me. Het is de man van de ‘sluikstort’. “De film was zeer indrukwekkend, één uit een reeks over de bureaucratie in het oude Oostblok. “Je bent hier pas sinds kort? Je moet hier niet voor alles willen betalen, hè. Eerst heb je een A-kaart nodig. Woon je hier in de stad?” “Ja. Maar ik ben ingeschreven in Nederland.” “Ik denk niet dat je die dan kunt krijgen.” Ik tast in mijn broekzak en zie dat hij dure bruine schoenen draagt met een roestig patina. Dan toon ik hem de glimmende rode kaart. “Gratis gekregen in de bieb.” “Ah, het kan dus wel!” Hij lacht en oogt tien jaar jonger. “Dus, als je gaat zwemmen, betaal je nooit! Tien spaarpunten zijn goed voor één keer zwemmen. Ik zwem één keer per maand, altijd gratis. Als je vaker gaat zwemmen werkt het niet. Zwem je?” “Twee keer per week, soms drie.” “Hm. De bioscoop! Zondags kun je voor € 6,80 twéé films zien. Je moet vóór twaalf uur naar een film. Van te voren kijk je welke film je daarna wilt zien. Je blijft binnen tot de volgende film begint. Neem een krantje mee of een boek of allebei, dan heb je wat te doen. Je kunt de hele dag binnen blijven als je wilt. Ik kan best een ticket betalen voor elke film. Daar gaat het niet om. Ik steel nooit uit winkels en betaal mijn belasting. Het is een sport om de weeffouten te vinden. Natuurlijk is het moreel verwerpelijk. De ‘categorische imperatief’ van Kant, ken je die? Die zou je moeten kennen. Als iedereen het doet, ja, dan. Maar de meesten doen het niet, hè.”
Hij vouwt de krant dubbel om zijn boek, steekt het pakket in de fietstas, stapt op en rijdt naar het kruispunt. Het stoplicht is rood, hij stapt af. Behalve hem zie ik geen verkeer. Wikipedia zegt mij dat de ‘categorische imperatief’ het moreel bewustzijn is dat wij mensen hebben. Wij zijn ons van onze vrijheid bewust en ook van de vrijheid van alle andere mensen. “Als iedereen dat zou doen wordt het chaos.” Mijn oma, mijn vader, de moeder van Jan en zoveel andere mensen zeiden dat tegen me. Zelfs op de kunstacademie begon mijn hoofddocent met deze tegenwerping. Pas nu, zoveel jaren later, vraag ik me het niet meer en begin gewoon.
Het licht springt op groen. Hij stapt weer op en gaat rechtsaf, de hoek om.